Selecteer een pagina

Verborgen verleden

Neerlandici doen meestal wat lacherig over het Meertens Instituut en zijn object van onderzoek: de diversiteit en de (talige) cultuur van Nederland. Schrijver J.J. Voskuil heeft daar ook sterk aan bijgedragen met zijn droogkomische romancyclus ‘Het Bureau’, waarvoor het instituut model stond. Toch mogen we dankbaar zijn dat er onafhankelijk onderzoek wordt gedaan naar zaken, waar niet iedereen direct het belang van in zal zien, zoals final devoicing van fricatieven in Twentste dialecten.

Hoe krijg je een dialect ‘natuurlijk’ op je recorder? Die vraag werd mij gesteld toen ik er ooit een keuzevak volgde. Als mensen een taalonderzoeker op bezoek krijgen, dan zijn ze immers geneigd om hun dialect af te zwakken en ‘netjes’ AN (algemeen Nederlands) te gaan spreken. Het antwoord – dat ik niet wist – was: vraag iemand naar een emotionele gebeurtenis, zoals een tandartsbezoek.

In deze context is al eerder over de Voornamendatabank geschreven door Lisette Hilhorst. Het Meertens Instituut biedt ook een gratis Familienamendatabank. Daar valt ook veel te beleven.

Bij intikken van mijn ‘Lijftogt’ gaat een wereld open. Het is duidelijk te herleiden tot een heuse stamvader en een boerderij in Hengelo, waar achttiende-eeuwse bejaarden op het erf in een ‘lijftochthuis’ werden gestopt. Daar kregen ze letterlijk vruchtgebruik van de boerderij.

Over 100 jaar is ons vuilnis verbrand en zijn er misschien nog wat digitale restjes van ons dagelijks leven op verroeste USB-sticks en kromgetrokken DVD’s. Dan zullen taalwetenschappers en historici dankbaar gebruik maken van deze databanken, het grondige dialectonderzoek en de volksliedjes die voor de vergankelijkheid zijn behoed.

 

 

 

 

Afgewezen Ik

Zolang er Ikjes op de NRC-Achterpagina staan, stuur ik er af en toe een in. Je mailt en je wacht. Als je geselecteerd wordt, hoor je niks. Je moet de krant maar lezen of het de redactie heeft behaagd. Hoe ik dat weet? Van vrienden die wél zijn geplaatst.

Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Zo moeilijk kan het toch niet zijn? Ik maak genoeg mee, vaak groots en meeslepend. Het is maar goed dat ik mijn eigenwaarde aan andere zaken kan ontlenen.

De weg ernaartoe is natuurlijk het doel. Het snijden en schaven is een gezonde bezigheid voor de geest, als een wandelmeditatie. Je moet met gevoel voor metrum, spanningsopbouw en humor net zo lang husselen, knippen en plakken totdat ieder woord bijdraagt aan het grinnikmoment dat je wil veroorzaken bij de lezers.

Mijn eerste afgewezen Ikje schreef ik namens mijn moeder die vrijwilligt in een bejaardentehuis. Zij was daar getuige van een mooie scène. Een hoogbejaarde, demente mevrouw krijgt zo’n opgekrulde nepkat om lekker te aaien. Beleefd neemt zij de kat in ontvangst van de enthousiaste zorgmedewerker met de overdreven geïntoneerde stem, die vervolgens verdwijnt om versere koffie te halen. Zodra ze de kamer verlaat, sist mevrouw tegen mijn moeder: ‘Geef die ouwe krant eens aan, dan rollen we die dooie kat erin.’

Mijn jongste Ikje bied ik hieronder integraal aan. Laten we hier een rustplaats maken voor alle afgewezen Ikken. Ik nodig de lezer uit om in de reacties het eigen afgewezen Ik te plaatsen.

Youngtimers
Wanneer ik bij mijn huis wegrijd in mijn youngtimer, zie ik precies dezelfde geparkeerd worden. Het type begint zeldzaam te worden, dus ik minder vaart en draai mijn autoraampje alvast half open om de bestuurder te complimenteren met zijn goede smaak. Ik zoek oogcontact en zie  dat het Michiel Romeyn is. Hij beantwoordt mijn blik, licht verstoord en zonder blijk van herkenning, waardoor ik mijn raampje maar niet verder open draai. Ik rijd door. Ook mijn twijfelende duimpje wordt genegeerd.

 

 

Nest onder de boom

Opgroeiend als kind van importouders in het oosten van het land ken je razendsnel de dwingende kracht van dialect en accent. Een kind wil vooral niet opvallen of afwijken. Ik sprak een vrij kleurloze vorm Nederlands, maar dat bleek natuurlijk al ruim voldoende om mij als kakker te kwalificeren. Dus ik verlengde heel geleidelijk mijn klinkers.

Toen dat werd geaccepteerd experimenteerde ik verder en slikte ik af en toe een lettergreep in. Ik kreeg er schik an. We hadden voortaan ook geen hoofdpijn meer, maar ‘pien in ’t dak’. Iemand liep niet te zeiken maar ‘was an ’t neulen’ en een vrouw zonder bh had ‘de keuntjes los in ’t kot’; de varkentjes los in het hok.

Het verkleinde niet alleen de afstand tot vriendjes, hun ouders en leraren. Ook de elektricien en de meneer van de cv-ketel ontspanden merkbaar bij hun kopje koffie. Ik geneerde me als mensen probeerden om hun accent te verstoppen voor mijn familie. Ik geneerde me nog meer als mijn ouders probeerden dialect te spreken. Het werd me snel duidelijk: communiceren is zo dicht mogelijk langs elkaar heen praten.

In Herman Finkers’ film ‘De Beentjes van Sint-Hildegard’ wordt op zijn allermooist langs elkaar heen gepraat. Finkers schreef een scenario met dialogen die voelen als dansen. Het is een troostrijk woordspel, doorspekt met klassiek Twentse uitdrukkingen. Als je Önder d’n droad deur vret ga je vreemd en als de verkering uit is, dan he’j ’t nust onder ’n boom lig’n. Het maakt weemoedig dat Twentse ouders hun kinderen nooit meer in deze rijke taal zullen opvoeden, waardoor die ten dode is opgeschreven. Finkers heeft er in ieder geval weer een liefdevol monument voor opgericht.

Verkeerd in goede staat

Als hartstochtelijk marktplaatsspeurder bewonder ik dagelijks de creativiteit van de gebruikers. Marktplaats biedt hulp bij het maken van een advertentie, maar dat kan gelukkig niet voorkomen dat er veel te genieten over blijft. Van een man die zichzelf per ongeluk naakt uploadt in een antieke, geslepen spiegel tot een ontroerende kop als ‘Grijs buro – niet mooi’.

De hoeveelheid foto’s, de belichting, het perspectief en de kwaliteit zeggen weer iets over het kunnen of willen verplaatsen in de klant. Een aangeboden meubelstuk zonder afmetingen is niet serieus te nemen en getuigt van luiheid. Maar vooral de advertentietekst bevat subtiele hints over het leven van de opsteller.

De Britse psychiater Theodore Dalrymple noemt de tatoeage het stigma van de laagste klassen. Het uitroepteken en Caps Lock kunnen er ook wat van. Bij ‘televisiekastje ERG MOOI NOG!!!!!’ verwacht geen hond nog een academisch werk- en denkniveau. Waarom maar één uitroepteken als je er ook zes kan gebruiken om uiting te geven aan je enthousiasme over een televisiekastje?

Bij de occasions ben je ook altijd in goede handen. Een Citroën GSA die ´nog in goede staat verkeerd´ is te mooi om door een automatische controle te laten verbeteren. Net zoals deze, uit mijn persoonlijke archief:

Ellendig

Van bijzondere docenten weet je vaak niet eens meer wat ze je exact leerden. Je herinnert je  vooral een onbestemde sensatie van welbehagen, als bij een verschoond bed of een haardvuur dat weer eens aan mag.

Dat is Marlies Philippa voor mij. Ik studeerde Nederlands en zij was als hoofdredacteur een compleet Nederlands etymologisch woordenboek aan het bouwen. Ze kon Zweeds, Oudgermaans, Arabisch en Fries en had twee pretoogjes staan in een olijk, rond gezicht. Ze beschikte over een mer à boire aan wetenswaardigheden, die wij gulzig innamen. Het woord ‘cliché’, zo vertelde ze,  is waarschijnlijk een onomatopee; een woord dat de klank nabootst van datgene waarnaar het verwijst. Het is het geluid dat een drukpers maakt. Te mooi om niet waar te kunnen zijn.

Een jaar na haar boeiende colleges las ik in de krant dat er weer een nieuw deel van het woordenboek af was. Ik had een bijbaan gevonden en werkte die avond in het Concertgebouw, routinematig flessen ontkurkend met de flauwe zucht waarmee het officieel moet. De eerste helft van het concert was nog bezig, toen een kleine vrouw in een feestelijk, zwart glinsterjasje de nog lege foyer in kwam stappen. ‘Een glas champagne graag.’ ‘Natuurlijk, mevrouw Philippa.’ Ze voelde zich even betrapt maar herpakte zich nadat ik haar feliciteerde met het bereiken van de mijlpaal. Mensen die in hun eentje een glas champagne bestellen zijn leuke mensen, had ik al geleerd.

Dat ik door haar nog steeds weet waar ‘ellende’ vandaan komt, is omdat ik het tot in den treure als fun fact aan al mijn vrienden en familie heb verteld. Het eerste lid is ‘el’, dat ‘ander’ betekende, denk maar aan ‘elders’ en het Engelse ‘else’. In het tweede lid is het niet moeilijk om nog ‘land’ te herkennen. Je bent dus in een ander land, het buitenland, als je ellendig bent. In lang vervlogen tijden, van stadstaten en struikrovers, stond de straf verbanning bijna gelijk aan de doodstraf. Je moest naar een plek zonder sociaal vangnet, een beschermende stadsmuur of rechten. Dan was en voelde je je dus: ellendig.

In 2019 voel je je in het meeste buitenland niet meer ellendig, tenzij je last van heimwee hebt zoals die arme Roy Donders in Expeditie Robinson. Reizen hoort zelfs bij een deugdzaam leven. Je hoeft je niet te schamen om een tussenjaar in Australië te nemen en als Nederlanders wordt gevraagd wat ze willen doen met hun pensioen, dan zal menigeen met  dromerige blik antwoorden ‘zoveel mogelijk van de wereld te willen zien’. Toch zou het terecht zijn als we weer eens wat vaker denken aan de oorsprong van het woord ‘ellende’, want de invloed van mondiaal toerisme is wel degelijk ellendig. Werelderfgoed gaat aan eigen succes ten onder door al die schuifelende schoenen. We vliegen er ieder jaar een hittegolf bij, om maar te zwijgen over het plastic.

De schrijver Godfried Bomans heeft ook al eens uitgelegd dat reizen de illusie van geestelijke groei biedt om er bij thuiskomst achter te komen dat jijzelf en je dierbaren eigenlijk niet veranderd zijn. Mijn advies: blijf een vakantie thuis, koop alle delen van Philippa’s woordenboek en reis door de tijd. Geestelijke groei gegarandeerd.