Selecteer een pagina

Uitdrukking van de dag: de laatste loodjes wegen het zwaarst

Het collegejaar is bijna ten einde, de vakantie lonkt. Maar zowel studenten als docenten moeten nog even doorbijten. De laatste opdrachten worden afgemaakt, er staan nog wat tentamens op de rol. En die moeten ook nog worden nagekeken.

En dat na een collegejaar dat van studenten en docenten heel veel vroeg. We probeerden “de tent” zo goed mogelijk draaiende te houden, maar dat viel niet altijd mee. Studenten hebben het helemaal gehad met die online colleges, en dat geldt ook voor docenten.

“Colleges en vakken beginnen zo op elkaar te lijken”, verzuchtte een van mijn studenten. Ik kon haar vertellen dat docenten onder precies hetzelfde lijden: alle klassen en studenten beginnen op elkaar te lijken. Voor docenten hebben klassen vaak een bepaalde kleur (leuk, rumoerig, kritisch, passief), maar online merk je daar veel minder van. En dankzij de chatfunctie leer je als docent vrij snel namen kennen, maar welke student aan die naam verbonden is, daar kom je niet goed achter.

De slotweken van dit collegejaar vragen dus veel van het doorzettingsvermogen van studenten en docenten: de laatste loodjes wegen het zwaarst.

Dat spreekwoord behoort tot de bekendere spreekwoorden, maar opvallend genoeg staat de herkomst niet helemaal vast. Loodje is in dit geval een stukje metaal, maar in welke situatie wegen de laatste loodjes zwaarder dan voorgaande loodjes? Volgens Onze Taal vermelden de meeste spreekwoordenboeken dat de uitdrukking ontleend is aan het wegen met een weegschaal met loden gewichten, waarbij de laatste kleine gewichtjes, de laatste loodjes, de doorslag gaven. Maar het zou ook kunnen gaan om drukletters of om loodjes die in de lakenindustrie werden gebruikt.

En voor alle duidelijkheid: het is loodjes met een d en niet met een t. Lootjes, daar is weinig gewichtigs aan.

 

AAAAAAAAARG! Waarom is Nederlands soms zo moeilijk?

Mijn elfjarige buurmeisje leert Nederlands als tweede taal en omdat ik weinig zo leuk vind als taalles geven, help ik haar een beetje. Sinds een halfjaar werk ik elke week een uurtje met haar volgens een zelfbedacht ‘lesplan’: we lezen om beurten een stuk voor uit een boek naar (haar) keuze. Daarna laat ik haar een stukje schrijven, een korte samenvatting van wat we zojuist hebben gelezen. Soms werken we aan een schoolopdracht, bijvoorbeeld nieuwsbegrip of een spreekbeurt. En dan geef ik haar ook nog wat huiswerk mee: voor de volgende keer een paar hoofdstukken verder lezen en die hoofdstukken ook weer samenvatten.

Momenteel lezen we Harry Potter en de Steen der Wijzen. Mijn buurmeisje is er enorm enthousiast over en leest er met glanzende ogen uit voor. Vaak leest ze thuis wat verder vooruit, omdat ze het zo spannend vindt. Een grote hit dus, waar wat mij betreft één nadeel aan zit: de Nederlandse vertaling van de Harry Potter-boeken is prachtig, maar staat wel ramvol met uitdrukkingen.

Deze week begonnen we de les zoals altijd met het  doorlezen van haar samenvatting. Mijn pupil had erg haar best gedaan en prachtige lange zinnen gemaakt. Ik stokte even toen ik las: ‘Draco ging weg en Muil pakte zijn benen’. Toen ik haar vragend aankeek, zei ze wat bedeesd: ‘Ja, hier begreep ik niet zo goed wat er gebeurde.’ ‘Ik weet het ook niet’, zei ik, ‘laten we maar even kijken wat er in het boek staat’. We bladerden naar de bewuste passage: Harry loopt ’s nachts door het Verboden Bos, samen met zijn aartsvijand Draco en de hond Muil. En alsof dat nog niet erg genoeg is, duikt er ook nog een griezelige gedaante op uit het struikgewas.

AAAAAAAAARG! Malfidus slaakte een vreselijke kreet en nam de benen – net als Muil.

Ze zat er zo dichtbij – ja, Draco ging weg, maar wat was er nou met die benen …?

In hetzelfde hoofdstuk kwamen we vervolgens ook tegen: ‘iemand in de luren leggen’, ‘een fluitje van een cent’ en ‘hij gaf geen krimp’. Toen stelde ze mij ook nog de gevreesde vraag: ‘Hoe weet je eigenlijk wanneer het de of het is?’, en nu kan ik het stiekem alleen maar met mijn buurmeisje eens zijn: wat is Nederlands soms toch móéilijk.

 

Peilen of pijlen?

Over drie weken moeten zo’n 1000 tweedejaars studenten van onze opleidingen Communicatie en Creative Business op stage. Dat is normaal gesproken al geen sinecure, maar ‘door de situatie rondom de corona’s’ – zoals een studente mailde – wordt het er niet gemakkelijker op. Een andere student schreef me dat hij na vier sollicitaties de moed begon te verliezen, hij had nog van een bedrijf niets gehoord, maar, zo stond er ‘… ook bij deze stage kan de pijl er niet op getrokken worden’. Ik begreep onmiddellijk wat hij bedoelde, al stond het er niet. Deze jongen weet niet waar hij aan toe is – hij kan er geen peil op trekken. Het peil is het vaste punt aan de kust waarop zeelieden zich richten als ze willen bepalen waar het schip zich op zee bevindt. Als je zo’n punt niet hebt, raak je uit de koers. Een terechte zorg. Dus richt ik mijn pijlen (langwerpige, puntige voorwerpen om met een boog naar een doel geschoten te worden): op u: mocht uw bedrijf nog op zoek zijn naar een getalenteerde communicatie- of mediaprofessional in spe die goed is in social media, schrijven, audio, video, marketing, communicatieadvies en nog veel meer, zet uw stagevacature dan op onze Stage Facebookpagina).

Doe maar (net alsof)

In bange en onzekere tijden knap ik altijd erg op van een flinke dosis nostalgie. Omdat ik van 1968 ben, waren de jaren tachtig van de vorige eeuw mijn vormende periode en dus richt mijn nostalgie zich vooral op films, muziek en mode uit die tijd.

Ook in de jaren tachtig was er veel onzekerheid en angst. Niemand van mijn generatie zou ooit een baan krijgen — zeker niet de kneuzen die een taal gingen studeren; er viel zure regen op je kop; de spinazie was radioactief door Tsjernobyl; we dachten nog dat je aids kon oplopen van een wc-bril; en als je als door een wonder al deze gevaren doorstond, dan viel De Bom en was alles tevergeefs geweest. Doemdenken, dat deed ik, dat deden we allemaal. En daar bleven we dan vaak toch wel weer opgewekt bij. Het was ook wel knus, met z’n allen op weg naar de afgrond.

De iconische jarentachtigband Doe Maar is een perfect voorbeeld van dat contrast: vrolijke, opzwepende reggae- en skamuziek met ronduit zwartgallige teksten over liefdespijn, drugsverslaving en maatschappelijke misstanden. Luister bijvoorbeeld eens naar ‘Doe maar (net alsof)’, van het album 4-us (!):

‘Je ziet in je krantje dat het
Allemaal uit de hand loopt
Je leest maar niet verder, want je
Je voelt het begin van wanhoop
Dan rook je een stickie en je
Vergeet wat je wilt vergeten (…)

Refr: Dus doe maar net alsof je neus bloedt (3x)’

Afgezien van het gedateerde woord stickie — zo noemden we een jonko vroeger — is deze tekst in z’n moedeloze paranoia hélemaal 2020. In het refrein lijkt het alsof de corona-ontkenners rechtstreeks worden aangesproken, de covidiots die tegen beter weten in doen alsof hun neus bloedt. ‘Er gaan ieder jaar mensen dood aan griep, we gaan lekker naar het strand’, die types.

De uitdrukking ‘doen alsof je neus bloedt’ betekent: je bewust ergens niks van aantrekken. Onze Taal geeft als equivalent ‘van de prins geen kwaad weten’, maar je zou ook kunnen zeggen ‘doen alsof je gekke Gerretje bent’ of ‘je van den domme houden’. Onverstandig en onverantwoord in tijden van COVID-19. Ik zeg: lekker binnen blijven en een plaatje draaien. Al dan niet met een Nederwiet-stickie, voor het echte eighties-gevoel.

De kogel is door de kerk

‘Kogel door de kerk: overdag in heel het land 100 km/uur’, kopte de Telegraaf op 12 november. De stikstofcrisis noopt het kabinet Rutte III tot draconische maatregelen, waarvan het terugbrengen van de maximumsnelheid van 130 naar 100 kilometer per uur er één is. Op de website van Onze Taal is te lezen dat de uitdrukking betekent dat -meestal na lang overleg- een beslissing is genomen en de knoop is doorgehakt. Aanvankelijk verwees de zegswijze niet zozeer naar daadkracht, maar naar een gebrek aan eerbied en fatsoen. 

Waar de uitdrukking ‘de kogel is door de kerk’ precies vandaan komt is niet zeker. Het zou te maken kunnen hebben met de ongeschreven regel dat kerken werden ontzien tijdens gewapende conflicten. Schieten in en om de kerk werd als zeer onbeschoft beschouwd. Kogels en kerken, geen goede combinatie. Zeker in het licht van alle recente aanslagen op kerken en moskeeën overal ter wereld. Dat ook in vroeger tijden vechtende partijen lak hadden aan regels, of ze nu ongeschreven waren of in steen gehouwen, is nog te zien in Haarlem. Daar kun je de kanonskogel bekijken die de Spanjolen botweg dwars door de Sint-Bavokerk joegen tijdens het beleg van de stad in 1573. 

Het oudste spreekwoordenboek waarin de uitdrukking is te vinden, betreft De oorsprong en uitlegging van dagelijks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden uit 1726 van Carolus Tuinman. Tuinman schrijft “Is dan de kerk zelf aangetast en doorschoten, ’t is een blyk, dat men door geen ontzag wordt afgeschrikt, en nu alles durft ondernemen. Die het heilige niet spaart, en de vreeze daar voor afgelegt heeft, zal dan het ongewyde nog minder verschoonen.” 

De verklaring van Tuinman wordt echter in twijfel getrokken door F.A.Stoett, auteur van hét standaardwerk over Nederlandse spreekwoorden (1923-25). Het woord ‘kerk’ is volgens Stoet alleen ter alliteratie aan de uitdrukking toegevoegd. ‘Kogel’ en ‘kerk’ bekken gewoon lekker en hebben niets te maken met het ‘beledigen en vergrammen’ van heiligen en heiligdommen. Dus je zou in het geval van de snelheidsverlaging net zo goed kunnen zeggen ‘de kogel is door de Kamer’.  Of door de koe, de heilige koe.

 

Uitdrukking van de dag: iets achterwege laten

Onze eerstejaars maakten de afgelopen weken de taaltoets Nederlands. Altijd interessant om te zien welke onderdelen ze lastig vinden.

Een van de valkuilen was een tekstje waarin onder meer stond dat je dingen die niet essentieel zijn ‘achterwegen’ moet laten. Studenten moesten aangeven welk woord in het tekstje verkeerd was gespeld. Ruim 60 procent koos voor een ander woord dan achterwegen, zoals verrassing, fotografe of nieuwsgierig. Dat zijn woorden die studenten regelmatig verkeerd spellen (verassing, fotograve, nieuwschierig), maar die in dit tekstje nu toevallig wél goed waren geschreven.

Misschien komt het omdat ‘achterwegen’ er niet merkwaardig uitziet. Sterker nog, het is een bestaand woord: het meervoud van achterweg (af­ge­le­gen, een­za­me weg). Maar in de uitdrukking ‘iets achterwege laten’ eindigt het woord op een e en niet op een n. Het betekent dat je iets niet doet.

Volgens de Etymologiebank is het een eeuwenoude uitdrukking. Achter weghe betekende: ergens langs de weg laten staan, niet meenemen, ‘wat nog op weg is, niet aangekomen is’.