Selecteer een pagina

Avklo

– Hey schat, ik moet onze lawa vnv uitstellen.

– Wtf, heb je rona?

– Gelukkig niet, maar ik zit wel in quara omdat mn huisgenootje tante cor heeft.

– Ben vorige week ook ff getest, nega, thank god.

– Gelukkig is het einde van de avklo éindelijk in zicht.

– OMG nou, als het klopt wat HdJ vorige week op de persco aankondigde.

– Hoewel, eerlijk is eerlijk, mijn conditie is echt opgeknapt van al die sprintjes naar huis om 20.50 uur.

– Vorige wk stond ik de keuken te kotsen, zo hard had ik gefietst.

– En 1 april de terrassen open! Broodje avo met een havermelkcapu op terras. HdP, mop!

– Capu? GT’s!

– Verheug me al op alle terraspicca’s.

– Doen we wel de moka even af, schat.

 

(avklo = avondklok; lawa = lange wandeling; vnv = vanavond; wtf = what the fuck; rona, tante cor, coroon = corona; quara = quarantaine; omg = oh my god; Hdj = Hugo de Jonge; persco = persconferentie; avo = avocado; capu = cappuccino; HdP = heerliedepeerlie; GT= gin tonic; picca= foto; moka = mondkap.)

 

Keizersnede

Vandaag is mijn uitgerekende datum: ik mag eindelijk gaan bevallen. Of ja ‘mag’, wellicht is het al gebeurd of duurt het nog een paar weken – dat weet je als zwangere helaas/gelukkig niet zeker. Daarom heb ik deze blogpost alvast geschreven, want een verstandige meid is overal op voorbereid.

Een paar vriendinnen zijn tegelijkertijd met mij zwanger. Waren, moet ik zeggen, want ze zijn momenteel allen in bezit van een blakende baby. Ook hebben ze alle drie in het ziekenhuis een keizersnede gekregen. Bij deze ingreep wordt de baby via de buikwand operatief uit de moeder verlost, zo valt te lezen op menig medische website.

De Latijnse benaming voor deze ingreep luidt ‘sectio caesarea’ en is, jawel, vernoemd naar de Romeinse heerser Julius Caesar, die zelf overigens helemaal geen keizer was. Volgens de Romeinse wetenschapper Plinius zou hij via een snede in de buik van zijn moeder ter wereld zijn gekomen. De naam Caesar werd in de Oudheid in verband gebracht met het Latijnse caedere [houwen, hakken, snijden]. Zo is de ‘sectio caesarea’ niet alleen een woordspeling tussen Caesar en caesus ‘gesneden’, maar ook een begin van de mythevorming om Julius Caesar als de goddelijke ‘ongeboren’ held aan te duiden.

Zijn moeder Aurelia heeft trouwens na de geboorte van haar kind nog bijna een halve eeuw geleefd, en daarom verwijzen menig historici dit verhaal naar het rijk der fabelen. In de tijd van Caesar werd de keizersnede zeker uitgevoerd, maar alleen als de moeder kort daarvoor was overleden of zeker was dat ze de bevalling niet zou overleven.

De eerste betrouwbare melding van een vrouw die een keizersnede overleefde, dateert trouwens uit 1500. De Zwitserse ‘varkenscastreerder’ Jacob Nufer kreeg van de rechter toestemming om zijn vrouw, die een moeilijke bevalling doormaakte, open te snijden. Ze overleefde de ingreep doordat sprake was van een buitenbaarmoederlijke zwangerschap – ook geen pretje.

U kunt zich voorstellen: ik verheug me na dit soort research ontzettend op mijn eigen bevalling. Gelukkig hebben mijn vriendinnen de keizersnede overleefd, ze zijn zelfs weer helemaal op de spreekwoordelijke been. Dat biedt hoop. Moedig voorwaarts!

 

 

Woord van de dag: hovaardig

Tineke Bennema noemt Ruttes weigering excuses te maken voor de slavernijgeschiedenis ahistorisch en hovaardig (NRC, 26 februari). Ik heb van die woorden waarvan ik wel ‘voel’ wat ze betekenen, maar als iemand me het op de man af zou vragen, kan ik geen definitie geven.  ‘Euh’, stamelde ik, toen me gevraagd werd wat hovaardig nou precies betekende, ‘hoogmoedig geloof ik, maar wat dat nou eigenlijk is…’. We zochten het op in mijn oude Van Dale. Daar stond ‘ingebeeld, trots, hoogmoedig’. Het woord komt van het Middelnederlandse woord ‘ho’ (hoog) en ‘vaert’ (het rijden, het gaan): iemand die hoog te paard zat, verhief zich boven anderen. Het lijkt me hoog tijd dat Rutte van zijn high horse afkomt.

 

Het jargon van Temptation Island

Ik heb ooit begrepen dat Temptation Island en andere reality-programma’s de verboden vruchten zijn van menig hoger opgeleide. Ik heb in mijn leven meer Temptation gekeken dan afleveringen van VPRO’s Zomergasten, zoals ik ook liever (dames)glossy’s lees dan De Groene. Studenten weten dat ze eerder mijn aandacht krijgen als ze in een aflevering van First Dates zitten dan wanneer ze vertellen dat ze graag (mijn) boeken lezen. Wat me vooral fascineert in de recente reeks van Temptation Island is het taalgebruik van de kandidaten. (meer…)

Sociolect

Ik ben een kakker. Geboren en getogen in het lommerrijke Gooi. Oké, we woonden in een vrij gemiddeld rijtjeshuis, mijn ouders hadden geen dikbetaalde banen, ik kan me niet herinneren dat ik mijn moeder ooit een parelketting heb zien dragen, mijn vader weet nauwelijks hoe hij een golfclub moet vasthouden en reed rond in een Ford Escort. Daarbij heb ik nooit gehockeyd en toen ik zestien werd kreeg ik geen Vespa, maar een cadeauset van The Body Shop.

Goois meisje? Mwah. Toch word ik mijn hele leven al zo gezien: ik praat nu eenmaal met een Gooise r.

De manier waarop je praat en de woorden die je (al dan niet) gebruikt zeggen iets over waar je vandaan komt. Dat kun je geografisch interpreteren – iemand uit Maastricht heeft een andere tongval dan een Tukker of een Amsterdammer – maar kan ook verwijzen naar de sociale groep waartoe je jezelf rekent.

Dat leidt soms tot pijnlijke situaties. Denk aan de beruchte ‘dad jokes’ (jolige vijftiger die aansluiting zoekt bij een stel pubers door knipogend een schuine woordgrap te maken), maar ook aan Dave Roelvink, die onlangs een bijzonder staaltje participatiejournalistiek liet zien door een keer of 97 ‘Wajo ouwe!’ te roepen tijdens de coronarellen op het Museumplein. Overdreven straattaal voor zo’n bevoorrechte jongen, vond men op ‘de socials’.

Met woorden communiceer je niet alleen praktisch, maar laat je tegelijkertijd zien waar je bij hoort. Vaak ontstaan binnen gezinnen bepaalde woorden en grapjes die alleen de leden van dat ene gezin begrijpen: een mooie illustratie van de band die de ouders en kinderen met elkaar hebben. Maar ook studenten hebben hun eigen jargon, net zoals makelaars, beautybloggers en fanatieke kijkers van Wie is de mol?

Inmiddels woon ik al twintig jaar niet meer in het Gooi, maar die regionale r zit er diep ingebakken. Vroeger heb ik nog wel eens een halfslachtige poging gedaan om die uit mijn spraaksysteem te krijgen, maar tevergeefs. En ik vind het eigenlijk wel goed zo. Het heeft ook wel wat, dan hoor je nog iets terug van mijn geboortegrond. Ben ik toch nog gooiser dan ik dacht.

Voor en tegen

Een van de grotere voordelen van het krijgen van kinderen is toch wel dat je getuige mag zijn van hun taalontwikkeling. De eerste woorden rond hun eerste verjaardag, die dan allemaal eindigen op een a. Smúllen. Of mijn oudste, die net had leren lezen, en dan van achterop de fiets in de Bloemenbuurt: “Mama, waarom staat daar Papa ver weg?”

Inmiddels is mijn jongste vijf en vreet ook hij letters. Dit weekend zaten we na een dag vol nieuwe woorden als sneeuwjacht en sneeuwduinen samen in bad. “S-l-a-p”, spelde hij. “F-u-t-l-o-o-s.” Hij had een shampoofles te pakken. Iets met gember en boshoning. Slap en futloos haar, stond er groot naast de honingraten op de verpakking. Ik fronste. Het deed me denken aan een oude scène van Koot en Bie, die ik (haartjes nat, nog even op) als tienjarige zag. Koot staat in de drogist, waar Bie hem vanachter de toonbank bestraffend toespreekt. “Een shampoo voor Normaal Haar zegt u? Nee, die worden niet meer gemaakt.’’

Mijn zoontje en ik pakten de andere flessen erbij – in een vijfpersoonshuishouden verzamel je veel halflege tubes. Beschadigd en breekbaar haar, las de volgende. Waar waren de shampoo’s voor zijdezacht en glanzend haar gebleven? Waar termen als revitaliserend, herstellend en verzorgend?

De nieuwe shampoofabrikant is een pessimist, zo bleek. De ene fles voorzag in een nog zwartere toekomst dan de volgende. Het enige waarin de verschillende merken van mening verschilden, was hun keuze voor het voorzetsel. Bij roos en een jeukende hoofdhuid. Voor pluizig en droog haar. Ik ben tegen, dacht ik. Net als Koot en Bie.

Fröbelen

Een video-overleg met een collega wordt onderbroken door haar jongste dochter: ‘Mama, je zou toch die eenhoorn voor me printen?’ ‘Dat heb ik al gedaan, lieverd. Het blaadje ligt op de eettafel en de stiften, schaar en lijm ook.’ En weg is de dochter, er moeten eenhoorns gekleurd, uitgeknipt en ergens opgeplakt worden. De collega zucht licht en we vervolgen ons overleg. Na twee minuten stormt dochter weer binnen. Ze is uitgeschoten met blauw en nu klopt de beoogde kleurstelling van het mythische ros niet meer. De collega print maar meteen vier extra velletjes. ‘En nu moet mama weer even vergaderen, schat. Ga jij maar lekker fröbelen met je eenhoorns.’ Ik verwachtte de vraag ‘Wat is dat, freubelen?’, maar die bleef uit. 

Fröbelen betekent knutselen, rommelen. Je hoort het niet vaak meer, terwijl het zo gezellig klinkt. Toch heeft fröbelen een serieuze, wetenschappelijke oorsprong: de pedagogiek. Het is afgeleid van Friedrich Fröbel, een Duitse opvoedkundige uit de negentiende eeuw. Friedrich Fröbel (luv die alliteratie!) was de oprichter van de eerste kleuterschool, waar kinderen onder de zes jaar beziggehouden werden met allerlei leerzame kleine knutselwerkjes. In zijn pedagogische theorieën ging Fröbel uit van een geloof in goddelijke eenheid in de natuur, waarbij hij geestelijke training toepaste als een fundamenteel principe. Dat klinkt hoogdravend, maar Fröbel vond dat kleine kinderen gewoon lekker creatief bezig moesten zijn en als het kon, daar wat van opsteken. 

Papier vouwen was volgens hem een uitstekende methode om kleuters te laten kennismaken met abstracte structuren. Driedimensionale lichamen als de bol, de kubus en de cilinder zouden de ontwikkeling van het kind stimuleren. Dit idee leidde tot het ontwerp van de blokkendoos. Fröbels theorieën vonden navolging in binnen- en buitenland. Ook in Nederland verrezen fröbelscholen. 

In de Rijnstraat in Amsterdam-Zuid vind je nog een robuust rijksmonument in de stijl van de Amsterdamse School, met kubistische accenten. Op de gevel staat in wit-grijze kapitalen, door roodbruine stenen omlijst “St. Catharina – Fröbelschool”. Een katholieke kleuterschool is het al lang niet meer. In het pand zitten tegenwoordig een wijkcentrum en huurappartementen. Maar misschien fröbelen de bewoners en hun kinderen er tijdens de lockdown en avondklok wel lustig op los. Eenhoorns kleuren is vast leuker dan huiswerk maken. Of vergaderen.

Voormalige fröbelschool St. Catharina, Rijnstraat, Amsterdam (foto: Bertine Krol)

Afgewezen Ik

Zolang er Ikjes op de NRC-Achterpagina staan, stuur ik er af en toe een in. Je mailt en je wacht. Als je geselecteerd wordt, hoor je niks. Je moet de krant maar lezen of het de redactie heeft behaagd. Hoe ik dat weet? Van vrienden die wél zijn geplaatst.

Een Ikje is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden. Zo moeilijk kan het toch niet zijn? Ik maak genoeg mee, vaak groots en meeslepend. Het is maar goed dat ik mijn eigenwaarde aan andere zaken kan ontlenen.

De weg ernaartoe is natuurlijk het doel. Het snijden en schaven is een gezonde bezigheid voor de geest, als een wandelmeditatie. Je moet met gevoel voor metrum, spanningsopbouw en humor net zo lang husselen, knippen en plakken totdat ieder woord bijdraagt aan het grinnikmoment dat je wil veroorzaken bij de lezers.

Mijn eerste afgewezen Ikje schreef ik namens mijn moeder die vrijwilligt in een bejaardentehuis. Zij was daar getuige van een mooie scène. Een hoogbejaarde, demente mevrouw krijgt zo’n opgekrulde nepkat om lekker te aaien. Beleefd neemt zij de kat in ontvangst van de enthousiaste zorgmedewerker met de overdreven geïntoneerde stem, die vervolgens verdwijnt om versere koffie te halen. Zodra ze de kamer verlaat, sist mevrouw tegen mijn moeder: ‘Geef die ouwe krant eens aan, dan rollen we die dooie kat erin.’

Mijn jongste Ikje bied ik hieronder integraal aan. Laten we hier een rustplaats maken voor alle afgewezen Ikken. Ik nodig de lezer uit om in de reacties het eigen afgewezen Ik te plaatsen.

Youngtimers
Wanneer ik bij mijn huis wegrijd in mijn youngtimer, zie ik precies dezelfde geparkeerd worden. Het type begint zeldzaam te worden, dus ik minder vaart en draai mijn autoraampje alvast half open om de bestuurder te complimenteren met zijn goede smaak. Ik zoek oogcontact en zie  dat het Michiel Romeyn is. Hij beantwoordt mijn blik, licht verstoord en zonder blijk van herkenning, waardoor ik mijn raampje maar niet verder open draai. Ik rijd door. Ook mijn twijfelende duimpje wordt genegeerd.

 

 

Je kop stoten op Teletekst

Ik ben een middelbare lul die elke dag een paar keer het nieuws op Teletekst checkt. In de meeste buurlanden is dat (Ceefax) allang afgeschaft, maar het journalistieke establishment in Nederland zweert er bij. Op alle nieuwsredacties waar ik heb gewerkt, staat het tv-scherm de hele dag op 101. Teletekst is een ordening: wat is er juist nu (nu, nu, nu, nnn…) het belangrijkste nieuws?

Teletekst 101 (nieuws) of 801 (voetbal) zijn overzichtspagina’s met maximaal negen berichten onder elkaar. Ieder bericht is een kop van maximaal 33 tekens, inclusief spaties, met een paginanummer erachter. In zo’n kop kun je gemiddeld vier woorden kwijt. Dat is niet veel als je iets moet schrijven over stikstofbeleid, de 1,5 meter-samenleving of het Songfestival. Hoe krijg je dat allemaal passend als die kop ook nog enig nieuws moet bevatten?

Veel TT-koppen zijn prima maar soms zie je de makers nogal vet op hun bek gaan. Mijn geheime hobby is het verzamelen van TT-koppen die niet kloppen. Kijkt u even mee?

Gevangenis in lockdown om uitbraak. 112

Hebben ze nu allemaal corona door een ontsnapping? Nee, de gevangenen moeten binnen blijven (niet ongewoon in de cel) vanwege corona.

Toename in China neemt opnieuw af. 125

Dit lijkt een soort wederkeerspreekwoord van kunstenaar Wei Wei, maar dat is het niet. Waar het over gaat weten we niet, maar het wordt er niet beter op in China.

Kans op aanslagen blijft bestaan. 126

Niet geruststellend, maar altijd nuttig om te weten.

Bijna 400 dode varkens verhongerd. 106

Eh…

Geen seks vaak schuld van partner 104

Klinkt logisch.

De mooiste koppen worden trouwens vaak in Britse kranten gebracht: een volgende keer zal ik er een paar opdissen uit The Sun – die kunnen er wat van. Vanwege de machtswisseling in Amerika deze week dan nog eentje om het af te leren, uit The Guardian. Drie keer raden over wie dit gaat:

From Camelot to comb a lot