Selecteer een pagina

Zitten/staan/liggen

Je telefoon ligt op tafel en zit in je tas. Je tas ligt op tafel, kan er ook op staan maar niet op zitten. Je glas staat op tafel, je sleutels zitten in je zak. De schoenen staan in de kast en zitten in een doos.

Tot zover valt het nog een beetje te begrijpen: liggen is horizontaal, staan is verticaal, bij zitten bevindt iets zich in iets anders.

Maar een bord staat ook op tafel. En je staat in de file maar je zit onder de plak. Je ligt in scheiding en staat met je mond vol tanden.

Als Nederlander zul je het niet snel fout doen. Maar je zult maar uit een ander land komen en Nederlands willen leren. Dan sta je toch wel even raar te kijken. En je zit er maar mooi mee.