Selecteer een pagina

Woord van de dag: Prakkiseren

Een student vraagt me naar de auteur van een artikel dat we vorige week in het college bespraken. Ook mij is de naam ontschoten. ‘Ik moet even prakkiseren’, zeg ik, ‘dan kom ik er zo wel weer op’.

‘Grappig woord’, vindt ze. ‘Is het iets van vroeger?’

Prakkiseren is spreektaal en betekent ‘actief nadenken’. Het wordt ook wel als prakkeseren geschreven. Het is afgeleid van praktiseren, dat ‘een beroep of praktijk uitoefenen’ betekent. Het woord komt al sinds de achttiende eeuw in het Nederlands voor. Maar ik heb niet kunnen vinden of het woord inderdaad wat ouderwets is en minder vaak gebruikt wordt door jonge taalgebruikers. Weet een van onze lezers dat wellicht?

 

 

 

Peinzend piekeren

Ik ben de gelukkige met een windowseat in onze kantoortuin. Niet alleen levert dat een vensterbank op waarin je boeken en werk van studenten kwijt kunt, je kunt ook even uit het raam staren als je iets moet overdenken. Bij een aisleseat zit je dan meteen een collega aan te staren.  Peinzen noem ik wat ik dan doe. Of zou het mijmeren zijn?

 

Peinzen is in gedachte verzonken iets overdenken.

Piekeren is negatiever, dan tob je over iets.

Mijmeren is dromerig een luchtkasteel bouwen.

Broeden is een plan uitdenken.

Prakkiseren is – denk ik – synoniem voor peinzen.

Nadenken is de meest neutrale.

Overdenken is de gebeurtenissen nog eens de revue laten passeren.

Dubben is een afweging maken.

Bezinnen is het gepieker en gepeins nog eens overdenken.