Selecteer een pagina

Ongezellig snertweer

Volgende week, op 5 oktober, is het de honderd-en-derde geboortedag van mijn oma, Cornelia Johanna Okkes-Van Toorn. Ik noemde haar natuurlijk nooit Cornelia. Niemand noemde haar ooit zo: ze heette Cor, ook wel Cox of Cokkie, maar haar kinderen en kleinkinderen zeiden altijd Piepje. Ook wel: de Piep. Dat kan ik verder niet verklaren.

Ze leeft al lang niet meer, maar ik denk nog vaak aan haar. Vooral in deze tijd van het jaar; niet alleen omdat ze dan dus jarig was, ook omdat ik me heel goed herinner hoe somber ze kon worden van het naderende donkere seizoen en hoe ze kon klagen over het ‘ongezellige’ herfstweer. Als tiener vond ik dat heel irritant. Neem het niet zo persoonlijk, het is maar wéér, dacht ik dan. Toch vond ik het vaak heel vermakelijk als ze mopperde, omdat ze dat deed met van die fijne, braaf-ouderwetse omawoorden.

Als iemand iets ergs deed, was dat niet gewoon naar of gemeen maar ‘misselijk’. Een misselijke streek, meestal door een misselijke vent geleverd. Een misselijke vent die het heel bont maakte, was een ‘mispunt’ (ik weet niet of een vrouw ook een mispunt kon zijn). Mocht de regering iets misselijks bedenken, bijvoorbeeld dat er op onderwijs werd bezuinigd, of dat WAO’ers erop achteruitgingen, dan vond de Piep dat ‘geen werk’.

Mijn lievelings-omawoord was ‘snert’. Een heel handig woord, want het kan op allerlei manieren worden ingezet: als voorvoegsel, als bijvoeglijk naamwoord of zelfs als werkwoord. Natuurlijk was het in oktober en november heel vaak snertweer, of was de televisie op vrijdagavond – afgezien van Baantjer – ronduit snert. Snerten als werkwoord kwam alleen voor in een vaste uitdrukking. Dat ging zo: ‘Pieps, mag ik nog een marsje?’ ‘Hoeveelste marsje is dat?’ ‘Vierde ofzo …’ ‘Víer? Je kan me snerten!’.

Over de herfst, de dood, de ouderdom en het donker is heel veel moois geschreven, door grote schrijvers, dichters, en denkers, in prachtige woorden en troostrijke beelden; maar ik denk als de dagen korter worden altijd ‘snert!’. En ik heb mijn oma weer even terug.

 

Snert

Onlangs  heb ik tien liter erwtensoep gemaakt en grotendeels in porties ingevroren. Genoeg om de hele barre winter mee door te komen. Mijn lieve buren kregen ook een bakje. Ze aten het nog dezelfde dag en bedankten me voor ‘de heerlijke snert.’

Dat klinkt eigenlijk vreemd. ‘Snert’ betekent immers ‘iets heel slechts’ (‘een snertboek, snertfilm’). Waarom zou uitgerekend een smakelijke wintersoep zo’n negatief synoniem hebben gekregen? De meningen van taalkundigen zijn niet eensluidend, zo wordt gesteld dat ‘snert’ zijn oorsprong vindt in het oud-Nederlandse ‘snirten’, wat ‘fijnkoken’ betekent. Maar het zou ook afgeleid kunnen zijn van ‘sissen, pruttelen in de pan.’ En in de verbinding ‘een hap snert’ betekent het zelfs ‘een glas jenever.’

Overigens, snert maak je het best een dag van tevoren, dan wordt ‘ie lekker dik en blijft de lepel rechtop in de pan staan.

img_4335