Selecteer een pagina

Wispelturig

Een bevriende collega zou komen eten en ik twijfelde over het menu. Indisch of Italiaans? Tapas of mezze? In een poging een beslissing te forceren informeerde ik per Whatsapp naar haar voorkeuren en eventuele dieetwensen. Het antwoord gaf geen uitsluitsel: ‘Ik lust alles.’ Orgaanvlees dan maar? Mwah, daar ben ik zelf niet echt dol op. Pasta carbonara, met een salade caprese erbij? Nee, haring-bietensalade, yum! Ik was al halverwege het boodschappenlijstje toen ik me opnieuw bedacht: Elzasser zuurkoolschotel.

‘Wat ben je wispelturig,’ appte de collega, toen ik haar voor de vijfde keer een bericht stuurde. Wispelturig betekent ‘grillig’, ‘veranderlijk’, ‘zich doelloos voortbewegen.’ Het doet een beetje denken aan ‘kwispelen’ en dat is niet eens vergezocht volgens bepaalde taalkundigen. Het tweede deel van wispelturig vindt zijn herkomst in ‘tierig’ en ‘tieren’, zoals in ‘armetierig’ en ‘goedertieren’. Uiteindelijk serveerde ik een door jeugdsentiment ingegeven kindermenuutje: kip met friet en sla. Volgende keer die zuurkoolschotel. Of toch de bietensalade?